EW10 Omslag 600
Mei 2025

Focus op ­gevaarlijkste ­legionellabacterie en ­slimmer beheer

Moet de legionellaregelgeving op de schop?

50 01

Onderzoek van KWR Water Research en adviesbureau Berenschot naar de bestaande legionellaregelgeving uit 2000 toont aan dat deze nog steeds doeltreffend is. Wel bevelen de onderzoekers aan om de focus te verleggen naar de meest gevaarlijke legionellabacterie en soepeler om te gaan met minder ziekmakende varianten. Daarnaast adviseren zij de ‘1 liter-regel’ te herzien en materialen met een lage biomassaproductiepotentie (BPP) te gebruiken.

Systemen volkomen legionellavrij maken is simpelweg een utopie. Het doel van de huidige wet- en regelgeving is dan ook niet het voorkomen dat er legionella in het water aanwezig is, maar het voorkomen van zoveel mogelijk ziektegevallen. De regels richten zich daarom vooral op de veiligheid van installaties in gebouwen met kwetsbare mensen. In opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat evalueerden KWR Water Research en Berenschot de huidige regelgeving voor legionellapreventie in leidingwatersystemen. Het uiteindelijke doel was om te bepalen of de huidige wetenschappelijke inzichten over legionellapreventie aanleiding geven tot het wijzigen van de regelgeving.
De huidige regelgeving richt zich met name op zogeheten prioritaire instellingen. Dit zijn bijvoorbeeld ziekenhuizen, zorginstellingen, logiesverblijven, zwembaden, sauna’s, kampeerterreinen, jachthavens, truckstops, asielzoekerscentra en gevangenissen. De eigenaar of beheerder van zo’n locatie is verplicht om via een risicoanalyse te toetsen of de installaties aan de kwaliteitseisen voldoen. Zodra er een risico aan het licht komt, moet de beheerder een legionellabeheersplan opstellen en maatregelen en controles (laten) uitvoeren die uit het beheersplan voortkomen.

Twee aanleidingen

‘In ons onderzoek, dat we samen met Berenschot uitvoerden, keken we uitsluitend naar legionellapreventie in drinkwater- en warmtapwatersystemen’, vertelt Frank Oesterholt. Samen met Paul van der Wielen is hij werkzaam bij KWR Water Research en zij houden zich beiden al vele jaren bezig met onderzoek rondom legionellapreventie. ‘De aanleiding voor het onderzoek was tweeledig. Ten eerste wordt binnenkort de nieuwe Europese drinkwaterregelgeving van kracht. Daarin is nu voor het eerst aandacht voor legionellapreventie. Het ministerie wilde daarom onder meer weten of de Europese regelgeving aanleiding geeft om de nationale wetgeving aan te passen. De tweede aanleiding was een motie in de Tweede Kamer die de regering oproept om de verplichte temperatuur van warmtapwater te verlagen. Het ministerie wil weten of de gezondheid niet in het geding komt als je de verplichte aanvoertemperatuur van warmtapwater verlaagt.’

Systemen volkomen legionellavrij maken is simpelweg een utopie

60˚C bij tappunt behouden

Berenschot keek vooral naar dat eerste punt. Daaruit bleek dat de Europese richtlijnen minder ver gaan dan hoe we het in Nederland al hébben geregeld. Er is dus geen aanleiding de – strengere - nationale wetgeving voor prioritaire installaties aan te passen. De specialisten van KWR Water Research keken op hun beurt naar eventueel veranderde inzichten, nieuwe wetenschappelijke kennis of andere aspecten die voor de regelgeving van belang zijn. Oesterholt: ‘Als eerste richtten we onze aandacht op de vereiste temperatuur van 60 ˚C bij het tappunt. Hoewel er andere beheersmaatregelen zijn die, in specifieke situaties en onder bepaalde omstandigheden, goed kunnen werken, is een voldoende hoge temperatuur voor warmtapwater de basis die onder alle omstandigheden zekerheid biedt dat we de legionellagroei onder controle kunnen houden. Daarom is ons advies aan het ministerie dat we de vereiste temperatuur van 60 ˚C bij het warmwatertoestel en 55 °C aan het tappunt handhaven. Een lagere temperatuur toestaan, bijvoorbeeld 50 of 45 ˚C, en dan op gezette tijden met water van 60 ˚C doorspoelen, blijkt op basis van wetenschappelijke inzichten niet voldoende veilig en soms zelfs averechts te werken.’

Niet alle legionellabacteriën zijn even gevaarlijk

Wel is er volgens Oesterholt een ander, wetenschappelijk inzicht dat voor een aanpassing van de wet- en regelgeving kan pleiten. ‘In de afgelopen jaren werd uit onderzoek steeds duidelijker dat niet alle legionellabacteriën even gevaarlijk zijn. Het grootste risico, in de vorm van besmettingen, levert Legionella pneumophila. Meer dan 90 procent van de besmettingen die de GGD’s de afgelopen jaren registreerden komen op naam van dit type legionella. Maar in ons drinkwater zitten ook andere legionellasoorten, de zogeheten Legionella non-pneumophila. Deze bacteriën veroorzaken slechts een paar procent van de ziektegevallen. Studies hebben laten zien dat in onze drinkwatermonsters in 83 tot 97 procent van de gevallen waarin we Legionella aantreffen, Legionella anisa aanwezig is. Deze legionellasoort is veel minder ziekmakend. Het zou logisch zijn als we bij het aantreffen van deze non-pneumophila-bacteriën een wat soepeler beheersregime hanteren.’ Oesterholt maakt wel een uitzondering voor ziekenhuizen en andere locaties waar ernstig zieke mensen met een sterk verminderde weerstand verblijven. ‘In deze instellingen kunnen ook de relatief ongevaarlijke varianten een levensbedreigende situatie opleveren. Maar met het verleggen van de focus naar de meest gevaarlijke en ziekmakende legionellabacterie maken we de regelgeving echt een stuk doeltreffender.’

50 02Gegevens van het Europese bewakings­systeem voor legionellose-gevallen in 29 landen (2008-2017) die door kweek zijn bevestigd, ondersteunt de gedachte te focussen op de gevaarlijkste legionellabacterie (Pneumophila) in plaats van op de ongevaarlijkere soorten.

Eigenschappen van leidingmaterialen

Een ander nieuw wetenschappelijk inzicht dat eventueel kan leiden tot aanpassing van de wet- en regelgeving, gaat over de eigenschappen van leidingmaterialen. Van der Wielen legt uit: ‘De laatste jaren is er onderzoek gedaan naar de zogeheten biomassaproductiepotentie (BPP) van leidingmaterialen. Daaruit komt naar voren dat wanneer de BPP van leidingmaterialen boven een bepaalde norm (van 400 pg ATP/cm2, zie kader) uitkomt, de legionellabacterie zich weet te vermeerderen. Bij de toepassing van koperen drinkwaterleidingen blijft de BPP altijd onder die norm. Terwijl de toepassing van PEX-leidingen een ander beeld geeft. De ene keer zit de BPP van PEX-materiaal ónder de norm en de andere keer weer erboven. We adviseren daarom om leidingmaterialen te gebruiken met een BPP-waarde onder die norm. Dat kan voor fabrikanten ook een aanleiding zijn om uit te zoeken onder welke omstandigheden bij de productie van PEX-leidingen een (te) hoge BPP-waarde ontstaat.’

‘1 liter-regel’ aanpassen

Een ander onderdeel in de huidige regelgeving dat voor verbetering vatbaar is, zo ontdekten de onderzoekers, is de zogeheten ‘1 liter-regel’. ‘In de wetgeving staat nu dat het legionellarisico van een component van een drinkwatersysteem met een leidinginhoud van 1 liter of minder als ‘neutraal’ mag worden beoordeeld. Dat betekent dat er praktisch gezien geen risico op legionellagroei zou zijn. Maar dat vinden wij achterhaald en licht misleidend. Die regel was in beginsel bedoeld om de koudwatervoedende leiding van een warmtapwaterbereider vrij te stellen van eventuele beheersmaatregelen. Simpelweg omdat er in die specifieke situatie weinig reden zou zijn om in te grijpen. Maar in de praktijk blijkt men die wettelijke uitzondering veel breder toe te passen, bijvoorbeeld op relatief korte uittapleidingen met een maximale lengte van 5 meter. In die situatie blijf je mogelijk wel onder die 1 liter, maar de risico’s zijn vaak niet minder dan bij een uitgebreidere installatie. Zeker niet als er aan die uittapleidingen ook een douchekop en/of doucheslang zitten. Ons voorstel is daarom de ‘1 liter-regel’ anders te omschrijven, zodat de markt hem echt alleen gebruikt waarvoor hij is bedoeld.’

Het is onzeker of spoelen effect heeft ter preventie van legionella

Effect op beheer en onderhoud

Als de overheid de aanbevelingen van KWR en Berenschot overneemt, levert dat in de praktijk vooral veranderingen op voor de beheers- en onderhoudswerkzaamheden. Het beheersregime voor prioritaire installaties kan bijvoorbeeld worden versoepeld als de overheid besluit om – conform ons advies – onderscheid te maken tussen Legionella pneumophila- en de non-pneumophila-bacteriën. Oesterholt: ‘Nu gaat er in de praktijk veel tijd, energie en water verloren met het wegspoelen van de Legionella anisa-bacterie. Dat zou, behalve in ziekenhuizen, op andere prioritaire locaties niet meer noodzakelijk zijn.’
Tegelijk hopen en verwachten Oesterholt en Van der Wielen dat de overheid vasthoudt aan de 60 ˚C-eis bij het tappunt. ‘Ook omdat andere maatregelen niet in elke situatie veilig genoeg zijn. Er is echt geen enkele maatregel zo effectief als het warm tapwater op 60 ˚C houden.’ De onderzoekers begrijpen overigens dat dit op gespannen voet staat met de energietransitie en het toenemend gebruik van lage temperatuur (LT)-warmtenetten en warmtepompen. Nader onderzoek moet uitwijzen of het wellicht toch mogelijk is om in die situaties, met slimme oplossingen, toch op een veilige wijze warm tapwater te produceren op een lagere temperatuur.

Effect van spoelen ter discussie

De effectiviteit van het spoelen als beheersmaatregel is ook nog eens bekeken, juist omdat dit veel mensuren, water en energie kost. Het is – op basis van de laatste wetenschappelijke inzichten – onzeker of spoelen effect heeft ter preventie van legionella. Hier is wellicht ook een aanpassing mogelijk, denken beide specialisten. Uit het oogpunt van doelmatigheid pleiten zij op zijn minst te onderzoeken of de uitvoerende partijen hun inspanningen niet beter kunnen richten op andere doeltreffender, preventieve beheerstechnieken.

50 03

BPP-test voor materialen

Synthetische of kunststof materialen die in aanraking komen met water kunnen componenten afgeven die mogelijk een ongewenste groeibevorderende werking voor bacteriën hebben. KWR ontwikkelde een BPP-test waarmee zij de biomassaproductiepotentie kunnen kwantificeren. Het resultaat wordt uitgedrukt in picogram ATP/cm2 materiaal. Een picogram is 10-12 gram. ATP staat voor adenosinetrifosfaat, een energierijke verbinding die wordt aangemaakt in actieve cellen van alle levende organismen, dus ook door micro-organismen in een biofilm. Het ATP-gehalte is daardoor een goede maat voor de microbiële activiteit.

Naar aanleiding van het rapport van Berenschot en KWR heeft het ministerie een klankbordgroep gevormd die naar de onderzoeksresultaten en aanbevelingen kijkt. De verwachting is dat voor de zomer duidelijk wordt wat het ministerie met de aanbevelingen doet, waarna eventuele wijzigingen in de tweede helft van het jaar worden doorgevoerd.

Tekst: Rob van Mil
Fotografie:KWR, iStock
 

Lees meer artikelen in het dossier Legionella